INTERVIEW | SCHOONMAKER

Ursula Roelofs: “Eerst dacht ik nog: zo’n vaart zal het niet lopen”

“De vrouw die met ontslag mocht, maar huilend op de rand van het bed zat, die is me het meest bijgebleven. Op een iPad volgde ze de begrafenis van haar vader, die was overleden aan de ziekte waarvan zij zelf aan het herstellen was: COVID-19.” Ursula Roelofs is schoonmaker op de Acute Opname-afdeling B5 in Apeldoorn, die in maart een COVID-19-afdeling werd. “Toen in Nederland de eerste coronagevallen opdoken, dacht ik eerst nog: zo’n vaart zal het hier niet lopen. Maar ineens kwamen er hier steeds meer kamers met een paarse kaart op de deur.” Een half jaar na de uitbraak liggen op B5 behalve ‘gewone’ AOA-patiënten nog steeds COVID-verdachte patiënten.

Ursula kan heel boos worden als mensen doen alsof het coronavirus wel meevalt. Daarvoor heeft ze inmiddels te veel heel zieke mensen gezien. Aan de andere kant meden sommige mensen haar in het begin soms, omdat ze in een ziekenhuis werkt. Zelf was Ursula eerst ook weleens bang voor besmetting. “Maar je gaat er toch gewoon in mee. Je hebt geen keus”, stelt ze nuchter.

“Het team is nog closer geworden”

Veel van Ursula’s collega’s in de schoonmaak werkten tijdens de coronacrisis extra en op andere tijden. Ursula: “Een COVID-kamer moet na gebruik meteen weer worden schoongemaakt. Ook ’s avonds of ’s nachts. Behalve dat we meer moesten werken, was het werk ook anders en intensiever. Afdeling B5 was helemaal afgesloten. Voor je begon met werken, moest je je helemaal omkleden. Het dragen van die beschermingsmiddelen was warm, benauwd en vermoeiend. Telkens als je even pauze hield, moest je je daarna weer omkleden. We kregen ook andere materialen om mee te werken, zoals wegwerpdoeken. Maar het lastigst was misschien nog wel dat je ineens overal erg bij moest nadenken. Het maakte je onzeker: doe ik het wel goed?” Ursula kijkt positief terug op de eerste periode: “In de organisatie wordt het belang van schoonmaak nu meer gezien. Daarnaast zijn we door deze periode op B5 als team closer geworden.”